
de moeder huilt
het blinken schaadt
en droeve herders waken
het kind herschikt
de vormen van weleer
is radeloos van droogte en
buitengewoon verweer
de navel van de morgen
rukt zich toonvast uit
klanken groeien van vertier
het pesten kraakt
er is een chique redding in ’t verschiet
de balans neigt naar de lichte
buitenkant van dingen
hebdom siert de tuigen:
bomenlast en hertenkomst
en kuiten van damast
bij god is het te laat
Daniel